Behalve wanneer je het zelf bij de boer komt ophalen, komt voedsel van de producent tot ons bord in ketens: grensoverschrijdende supply chains met handelaren, procesindustrieën, veilinghuizen, distributiecentra en retailers. De controle over deze lange en complexe ketens is grotendeels in handen van slechts 10 multinationals. Deze maken winst en concurreren met elkaar door slimme overnames en kostenbesparingen, met name door middel van schaalvergroting in de verwerking en distributie van voedsel. De overweldigende keuze aan merken, die we hebben in de supermarkt, wordt in werkelijkheid bepaald en gemaakt door een handjevol megabedrijven als Nestlé en Unilever.
De opkomst van regionale merken en bio-producten (of in het Engels: organic) en fair-trade lijkt op het eerste gezicht een alternatief te bieden voor de voedselindustrie. Om een groot publiek te bereiken via de bestaande kanalen zoals de supermarkt, organiseren deze producenten van bio en faire-trade producten zich ook weer onder merknamen. En om de prijs te drukken wordt gewerkt met distributiecentra en industriële packaging. Een voorbeeld is de Clipper tea uit Engeland. Biologische thee, die nu ook bij ons in de supermarkt ligt. Begonnen op een boerderij in Dorset is het nu de zes na grootste theeproducent van Engeland. Zulke ondernemingen zijn duurzaam en concurrerend, maar blijkbaar vaak ook gemakkelijk over te nemen door de grote jongens. In onderstaand schema is te zien hoe in de Verenigde Staten bio-voedselproducenten werden overgenomen door multinationals. Maar is dit erg? Ja en nee…
Ja, dit is erg: De groeiende behoefte aan voedseltransparantie wordt niet gediend met deze megaketens. We hebben nog steeds geen idee waar een product vandaan komt (vaak is het zelfs samengesteld uit halffabrikaten uit verschillende productielokaties), tenzij we er flink voor betalen. De bestaande diversiteit van voedselproductie wordt door de standaardisering in de keten onzichtbaar gemaakt.
Nee, dit is juist goed: Willen we onze steden voeden met betaalbare prijzen, controleerbare voedselveiligheid en beperkt vrachtverkeer in de stad, dan kunnen we niet meer om de moderne ketens heen. En misschien is kwaliteitsverbetering van de voedselvoorziening wel effectiever en grootschaliger als het (ook) juist binnen het systeem van de megaketens gebeurt.
In NRC Handelsblad van 1 februari 2014 stelt Louise Fresco, de nieuwe bestuursvoorzitter van Wageningen Universiteit, dat “voor duurzaam geproduceerd voedsel de techniek nuttiger is dan valse romantiek over ‘autentiek eten’ “. In dezelfde krant legt columniste Rosanne Herzberger uit hoe de schijnbaar gezonde hype rond quinoa (een klein bruin graankorreltje) de Boliviaanse landbouw uitput en de prijs van quinoa zover opdrijft, dat de locals het niet meer voor hun traditionele cuisine kunnen gebruiken. Het geeft allemaal te denken…
De vraag en de bereidheid van de consument veranderen sterk. Is het straks mogelijk de schaal- en prijsvoordelen van de multinationals te koppelen aan betere lokalere producten en tegelijkertijd meer welvaart voor producenten in ontwikkelingslanden?