Waarom hebben we in Nederland (nog) geen markthallen zoals in de omringende landen? Hoe komt het dat de Nederlander fan is van de buurtsuper, ondanks de voedselschandalen? Wij vroegen het Joost Snels en Henry Boerrigter van het Food & Bio-based Research onderzoeksinstituut in Wageningen.*
Nederland heeft een bijzondere voedselvoorziening. Natuurlijk hebben we hier ook de gebruikelijke supermarktketens en groothandels, maar er zijn verschillen met de landen om ons heen, bijvoorbeeld in het netwerk en het consumptiepatroon.
Het Netwerk
Snels en Boerrigter geven aan, dat Nederland vanwege de relatief hoge en constante bevolkingsdichtheid een fijnmazig netwerk van tamelijk kleine supermarkten heeft, die gemak bieden op fiets- en loopafstand, altijd in de buurt dus. Gemak is voor de Nederlandse consument het sleutelbegrip. Boerrigter: “De distributie is heel bepalend voor de huidige voedselvoorziening. In Nederland is de distributie al dusdanig efficiënt geregeld, dat nieuwe (super)marktformules hier maar marginaal iets kunnen veranderen, zonder de prijs en het gemak aan te tasten.” Door de fragmentatie van de Randstad hebben we hier niet een centraal groothandelcomplex, zoals dat bij andere agglomeraties van die afmetingen gebeurt (neem Rungis in Parijs of de Terminal market van Madrid).
Snels: “Wegens de bevoorrading is voor een supermarkt een plek buiten de stad het handigst.” De Britse Tesco’s en Franse hypermarché’s hebben hierdoor een aanzienlijk schaalvoordeel. In Frankrijk komt hierbij, dat ze kwalitatief een goed aanbod hebben. Volgens Snels en Boerrigter maakt een markthal of food center aan de rand van de stad in Nederland minder kans, tenzij er genoeg beleving (aankleding en programmering) omheen zit. Jumbo Foodmarkt is hiervan een recent voorbeeld.
Prijs-kwaliteit
Ook al houdt ‘de Nederlander’ van gemak en goedkoop, hij/zij is net als de Fransen wel degelijk geïnteresseerd in kwaliteit. Toch geven we steeds minder geld uit aan eten (de laatste 20 jaar daalde de gemiddelde uitgaven voor voeding van 19% tot 15% van het inkomen, volgens CBS). Hierbij geldt dat ‘de Nederlandse consument’ niet bestaat, en er dus ook niet een formule kan bestaan. Om aan de diverse wensen tegemoet te komen is er een brede range van formules tussen de straatmarkt en Marqt. Soms ligt de focus op de kwaliteit, soms is het een prijsvechter, bio of niet. Volgens Snels en Boerrigter wordt beleving een steeds belangrijker element bij de aankoop van voedsel. De Rotterdamse Markthal en het Food Center Amsterdam zijn multifunctionele ontwikkelingen (in combinatie met bijvoorbeeld gastronomie en onderwijs). “Het gaat om winkelen in plaats van boodschappen doen.”
Wat verswaren betreft kunnen de supermarkten goed concurreren met de straatmarkt. De groeiende vraag naar streekproducten wordt deels in de bestaande supermarktformules opgelost en in de weekmarkten. Ook zijn er recente experimenten zoals Marqt en Lazuur, die nog in een groei- en ontwikkelingsfase zitten. Aan de ene kant is er – ook in Nederland – een groeiende behoefte aan food security en fair trade. Aan de andere kant kunnen we volgens Boerrigter als Nederlandse inkopers op de wereldvoedselmarkt niet met te hoge eisen aankomen, “anders kopen opkomende economieën simpelweg het voedsel op”. Volgens de onderzoekers wordt voedseltransparantie momenteel nog vooral met de mond beleden. In de praktijk gaan we voor goedkoop.
*Joost Snels is onderzoeker bij de Wageningen UR (onderzoeksinstituut Food & Biobased Research), expertise verslogistiek. Henry Boerrigter is bij hetzelfde instituut business developer, expertise technische kant van de versketens, koeling, transport en handling.