op Bookreview

de buik van antwerpen - Adolphe CrispinSinds kort is in het MAS (Museum aan de Stroom) in Antwerpen de uitgebreide tentoonstelling Antwerpen à la Carte te zien. Aan de hand van schilderijen, oude en nieuwe kaarten en objecten (waaronder het toilet van koning Leopold II) maakt de bezoeker een reis door de voedselvoorziening van deze havenstad. Die haven bracht al vroeg waren uit de hele wereld naar Antwerpen, zoals koffie uit Mocha en later banenen uit Congo. Toch had de stad ook een lokaal netwerk van voedselvoorziening binnen en buiten de muren. Door de eeuwen heen zijn stedelijk beleid, ruimtelijke ordening en contact tussen producenten en consumenten essentieel geweest voor de beschikbaarheid van vers voedsel. Van mosselwijven met hondenkar tot distributiecentrum en hypermarkt. Wat kunnen we leren van de buik van Antwerpen?

Antwerpen begon ooit, net als veel steden, als voedselmarkt. Die oorsprong vinden we nog gemakkelijk terug in de straatnamen van het oude centrum, zoals Suikerrui, Oesterstraat en Botermarkt. De stad kwam echter pas tot bloei, zowel economisch als culinair, door de wereldhandel van de haven. Wanneer die handel werd ingeperkt door de Noordzeeblokkade van de Engelsen of de tolheffing op de Westerschelde, dan ging het ook beduidend minder goed met Antwerpen. De groeiende stad had ook haar invloed op het hinterland. Meer monden moesten worden gevoed en daarom werd de productiviteit van de nabije polders opgevoerd, nieuwe gebieden werden ontgonnen en ingenieuze teeltmethodes ontwikkeld. Ook binnen de stadsmuren werd voedsel verbouwd. Rond 1850 was er 300 ha in gebruik voor stadslandbouw. Zelfvoorzienend was Antwerpen hiermee echter nooit, dat zou ook niet kunnen. Historici berekenden dat in de 17e eeuw de West-Europese steden voor 5% in hun eigen voedsel konden voorzien door stadslandbouw. Rond 1910 was hiervan nog 40 ha over. Hoveniers die voor lokale groente en fruit zorgden verplaatsten zich naar nabijgelegen dorpen zoals Hoboken en Deurne. Er werden in die tijd ook veel kassen gebouwd (in het Vlaams zegt men ‘serres’).

Tuinen binnen de stadsmuren 1830 - GIStorical Antwerp Iason JongepierKringlopen sluiten
Het is een mythe, zeggen de auteurs van het bijbehorende boek Antwerpen à la Carte, dat de historische stad 100% recyclede. Ook in de middeleeuwen werd gebruik gemaakt van vuilstort. Wel werd menselijke ‘mest’ beter gebruikt in de landbouw en waren er veel slimme combinaties. Zo was er een grote jeneverstoker die met het restproduct jaarlijks duizenden runderen vetmestte. Met die veestapen kon hij de stad van zuivel voorzien en daarnaast grote heidegebieden vruchtbaar maken met de mest. Later werden die kringlopen en processen steeds meer uit de stad verbannen en daarmee onzichtbaar voor de bewoners. In de industriële stad kwamen voedselverwerkende bedrijven zoals mouterijen, koekjes- en chocoladefabrieken en makers van Liebig bouillonblokjes aan de spoorstations en havenbassins te liggen.

Doorgegroeid
De wereldhandel in Antwerpen leidde uiteindelijk tot een steeds uitdijend havencomplex, waardoor de landbouwpolders bij Doel werden opgeofferd. Ter compensatie van die haven en het verdiepen van de Westerschelde werd ook nog eens een deel van de polders onderwater gezet, zoals de Prosperpolder en later de Hedwigepolder in Zeeuws Vlaanderen (zie ook de roman ‘Dit is Mijn Hof’ van Chris de Stoop). De Groene Revolutie na de Tweede Wereldoorlog zorgde voor meer productiviteit, een mondiale afzetmarkt, import van grondstoffen zoals veevoer uit Zuid-Amerika en een verslaving aan kunstmest en olie. Het landschap veranderde door de ruilverkaveling langzaamaan richting monocultuur, zonder de oude houtwallen en andere karakteristiek elementen. Voedsel is hiermee goedkoper geworden dan ooit. Net als de Nederlander is ook de Vlaming op zoek naar meer transparantie in de voedselketen, streekproducten en werkt hij steeds vaker in een volkstuintje. Waar suiker en citrusvruchten eeuwen geleden het middel waren om je te onderscheiden, is Bio de nieuwe luxe geworden.

Voedsel en ruimte
De veranderende voedselvoorziening in Antwerpen lijkt erg op de evolutie die Carolyn Steel beschreef in haar boek Hungry City: van markten, straatventers en ambachtswinkels naar markthal en kruideniersfilialen, naar warenhuis, distributiecentra en supermarkt. Specifiek Belgisch is hierin wellicht dat de ruimtelijke ordening daar meer ruimte heeft gegeven aan super- en hypermarkten langs de ‘steenwegen’. De Grand Bazaar in de modernistische wijk Luchtbal was hierbij een insprirerend voorbeeld. In onze tijd gaat het vooral om ‘convenience’, de snelle beschikbaarheid waardoor we tijd over hebben onze geëmancipeerde kennismaatschappij. Toch is er ook steeds bredere interesse in lokale producten op de vele straatmarkten en exotische producten in migrantenwinkels. De landbouw, de voedseldistributie en de consument, kortom, passen zich razendsnel aan de nieuwe omstandigheden aan. En de voedselvoorziening zelf zet ook weer allerlei ontwikkelingen in gang. Misschien is dat de meest generieke les uit de tentoonstelling. Over een paar decennia zal het weer helemaal anders gaan en heeft alles en iedereen zich aangepast aan de nieuwe wensen en mogelijkheden. Per slot van rekening ging het in Antwerpen ook maar één keer echt mis, toen er in de zestiende eeuw een opstand was vanwege de honger, eigenlijk heel bijzonder.

De oude vismijn - Edgard Farasyn 1882Grand Bazar Luchtbal 1958

Science fiction
Op de tentoonstelling staat ook een paviljoen met een blik op de toekomst. Vooral een blik van kunstenaars, bijvoorbeeld op hoe je kweekvlees kunt kluiven en enkele kleine initiatieven. De wereld van de grote agro-food bedrijven ontbreekt, net als de toekomst van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Maar het was dan ook vooral een tentoonstelling van historici, en wat dat betreft een hele goede. Ga hem zien en kijk vanaf de toren van het MAS hoe het eigentijdse Antwerpen eruit ziet.